de dubbele stad

Heel wat Leuvenaars hebben een dubbele nationaliteit. Ze komen uit Brasschaat, Genk of Poelkapelle maar ze zijn van Leuven. Het zijn de aangespoelden van het constante eb en vloed waaraan de stad al enkele eeuwen onderhevig is. Mensen komen, mensen gaan, mensen blijven. Ze komen van steeds verder. Leuven telt evenveel nationaliteiten als New York. Het moet de meest kosmopolitische stad per vierkante meter ter wereld zijn. Die permanente stroom is grotendeels van academische origine. Hij maakt van Leuven een slimme stad. Hier is de eerste Ierse grammatica geschreven, hier is de Big Bang-theorie bedacht, hier wordt de grootste bananencollectie bewaard. Hij maakt van Leuven een uitzonderlijke stad.  Met internationaal gereputeerde onderzoekscentra en boekencollecties. Dat ook de grootste brouwerij ter wereld hier haar wortels heeft, is een heel ander verhaal. Maar ook dat typeert de stad.

Wie in Leuven blijft ‘hangen’, ontdekt algauw dat er nog een Leuven is. Waar sinds vele generaties Leuvenaars wonen. Een volksstam met eigen cafés, sporthelden en tradities. En met een rijke geschiedenis die even mooi is als haar toekomst. Ze is zichtbaar voor wie haar wil zien, maar ze dringt zich nooit op. ‘Iet me ziel’ – voor alle zekerheid: ‘Iets met ziel’ in het Leuvens – vertelt de ene en vooral de andere, minder prominente geschiedenis. Het is een rockopera – de eerste? – over een dubbele stad. Artistiek directeurs Andries Boone en Lennaert Maes halen grote, kleine en straffe verhalen uit het archief van de stad. De Noormannen die de Dijle rood kleurden, de woelige jaren 60, Jef ‘Poeske’ Scherens, de Boom van ’t Groot Verdriet waar koppeltjes tot laat in de jaren 70 ’s avonds afscheid namen…

Andries is de regisseur, Lennaert heeft het gros van de muziek en de teksten gemaakt. Hij schrijft in het Nederlands, want dat begrijpt iedereen. En in een Nederlands dat iedereen begrijpt. Maes vermijdt de val van het anekdotische en laat genoeg aan de verbeelding over. ‘Iet me ziel’ is tweetalig. Drie nummers worden gezongen in het Leuvens. Een taal die tot vervelens toe is herleid tot ‘Ene mee hesp’, een nummer van Big Bill uit 1974. In de herfst van zijn carrière verzet Armand Hombroeckx zijn eigen heipaal met ‘Schuenen dag’. De stadsdichter zonder- titel maakt een ochtendlijke wandeling door het onderwerp van zijn leven: de binnenstad van Leuven. Humo hierover in haar hippe muziekrubriek Arriba: ‘We hadden het ook niet verwacht, maar iedereen zegt hier unaniem: schoon.’

Als stamboekleuvenaar is ‘Iet me ziel’ me al minstens genegen voor 1 woord: biskandoese, Leuvens voor afgunst. Ik had het niet meer gehoord sinds mijn grootvader. Het wordt hier in de mond genomen door Meneer André – 3000 procent Leuvenaar – in een lied over de jaartallen, een lokale traditie die sinds 2011 is opgenomen in de erfgoedlijst van de UNESCO. Zijn achtergrondkoor is The Love Compartment, in het gewone leven een rockgroep, die hier klinkt als een slavenkoor van vrolijke drinkebroers.En dat is een compliment.

‘Iet me ziel’ zal u vaker verbazen. Het is in wezen een vertelplaat met luisterliedjes. Maar de uitgebreide en gevarieerde bezetting – meer dan 80 muzikanten doen mee – en de hoge lat van Boone & Maes doorbreken de verwachtingen. De finale is weemoedig. Revelatie Dirk Lekenne – een garagehouder die op z’n 47ste voor de muziek koos – treurt in het titelnummer om wat weg is en pleit voor het behoud van de ziel van de dingen.

Leuven vervelt inderdaad snel. Die permanente verandering is echter wel een remedie  tegen te veel verstarring en maakt dat Leuven een stad is van en voor iedereen. Zo is ook de plaat die aan haar is gewijd: voor iedereen.

Welkom in Leuven, vanaf nu ook verkrijgbaar op cd.

Jan Delvaux